donderdag 29 juli 2010

Waarom het neodarwinisme vanuit natuurfilosofisch én wetenschappelijk oogpunt onvoldoende is

Referentie:

Bogaerts, Peter, De wetenschappelijke relevantie van de kritiek van John B. Cobb, Jr. en David Ray Griffin op het neodarwinisme, Bachelorscriptie wijsbegeerte Universiteit Antwerpen, juni 2010, promotor: Luc Braeckmans, viii+126 p. 

Mail peter.bogaerts@ua.ac.be om een digitale kopie te ontvangen.

Abstract:

John B. Cobb, Jr. en David Ray Griffin zijn voornamelijk bekend als de belangrijkste levende vertegenwoordigers van de procestheologie en de procesfilosofie. Hun wetenschapskritiek kadert in een na te streven harmonie tussen de wetenschappen en het christelijk geloof. Deze wetenschapskritiek heeft quasi geen invloed in de wetenschapsfilosofie of de filosofie van de biologie. Zelf zijn ze er echter wel van overtuigd dat hun positie relevant is voor de manier waarop de wetenschappen en de biologie in het bijzonder, de werkelijkheid begrijpen en bestuderen. Hun kritiek op de biologie uit zich voornamelijk in een kritiek op de dominante stroming in de evolutiebiologie die door filosofen en historici vaak onder de noemer ‘neodarwinisme’ wordt gevat. De focus van deze studie ligt op hun kritiek. De whiteheadiaans geïnspireerde positieve voorstellen van Cobb en Griffin worden niet uitgediept en er wordt ook abstractie gemaakt van het kader waarin hun wetenschapskritiek zich meestal heeft vormgegeven (de verhouding tussen wetenschap en geloof en de theologische consequenties van de evolutietheorie).
In het eerste hoofdstuk wordt bekeken wat men onder de neodarwinistische visie op de evolutie van het leven moet verstaan en hoe Cobb en Griffin deze begrijpen. Hiermee wordt geen definitieve invulling van het begrip neodarwinisme gegeven, maar door een korte historische schets wordt aangetoond waar deze visie vandaan komt en hoe ze door enkele belangrijke vertegenwoordigers wordt vertolkt. In het tweede hoofdstuk wordt er nagegaan hoe het neodarwinisme vanuit diverse wetenschappelijke hoeken onder druk is komen te staan. Hiermee wordt een bondig begrip gegeven van de wetenschappelijke kritiek die Cobb en Griffin relevant en ondersteunend achten voor hun betoog. In het derde hoofdstuk zal de kritiek van Cobb en Griffin zelf weergegeven worden. In een vierde en laatste stap wordt hun kritiek op het neodarwinisme becommentarieerd vanuit het oogpunt van deze studie: haar relevantie voor de biologie. Daarbij wordt de aandacht gevestigd op het verschil tussen een natuurfilosofische en een wetenschappelijke aanpak van het fenomeen evolutie van het leven.
Sleutelwoorden: Cobb, John B. Jr.; Griffin, David Ray; neodarwinisme; evolutietheorie; filosofie van de biologie; natuurfilosofie.

Creatieve commentaar:

Dit werkstuk (mijn eerste van dit formaat, want mijn licentiescriptie BMW was veel korter) schreef ik als kers op de taart (een hele dikke) om mijn bacheloropleiding in de filosofie af te werken. De kern van het werk vertrekt vanuit wat Cobb in Back to Darwin (2008) en Griffin in zijn laatste hoofdstuk in Religion and Scientific Naturalism (2000) trachten te doen. Ik presenteer hun werk met een meer historische en wetenschapsfilosofische aanpak van het neodarwinisme (en laat zoals eerder gezegd theologische en godsdienstfilosofische kwesties buiten beschouwing). Daarmee lever ik meer achtergrondinformatie dan Griffin en Cobb en wordt het neodarwinisme beter in zijn context geplaatst (hoofdstuk 1). Verder bundel ik heel wat kritische stemmen uit de evolutiebiologie (hoofdstuk 2).
De kritiek die ik op Cobb en Griffin formuleer is voornamelijk gericht op het feit dat ze het verschil tussen een zuiver wetenschappelijk en een natuurfilosofisch discours miskennen (hoofdstuk 4). Vooral Griffin veroorzaakt door zijn directe aanpak nogal wat kortsluitingen tussen metafysica en biologie. Deze kritiek dient verder vorm gegeven te worden in een reflectie over hoe de wetenschappen zich ten opzichte van de filosofie moeten verhouden en omgekeerd. Ook hoe men moet omgaan met de verschillende epistemische discoursen die de wetenschappen en de natuurfilosofie kenmerken en waarmee sommige wetenschappers zelf niet altijd zorgvuldig mee omspringen, is voer voor verdere reflectie. Deze scriptie is dan ook voor mij een startpunt om op zoek te gaan naar een midden tussen de revisionaire whiteheadiaanse opvatting over de verhouding tussen metafysica en wetenschap (die Griffin en Cobb min of meer vertolken) en een conservatieve whiteheadiaanse opvatting (die men min of meer kan terug vinden bij Ian Barbour en Charles Birch).
In een kort afsluitend hoofdstuk reflecteer ik verder over de verschillen tussen hen die op zoek zijn naar een nieuwe synthese in het evolutionaire denken: de kritische stemmen in hoofdstuk 2 enerzijds en de ideeën van Cobb en Griffin anderzijds. De cruciale vraag die hierbij naar boven komt is, hoe (constructief) postmodern deze nieuwe uitgebreide synthese zal worden. Hiermee ga ik verder met mijn duiding van een belangrijke discrepantie tussen de hervormingsprogramma's van de procesdenkers en deze van de biologische nieuwlichters die reeds in hoofdstuk 4 aan bod kwam.
De hele tekst wordt met een mailtje naar de auteur naar u digitaal verzonden.